De Vissenplaat
Ik was negen toen ik voor de eerste keer ging
vissen. Gewapend met mijn zelfgemaakte hengel - bestaande uit een stok,
een eind touw en een kromgebogen naald – en een homp oud brood betrad
ik het weiland en nestelde ik me aan de slootkant.
Dat ik die middag
niets gevangen heb en ik voor de vissen in de sloot de risee van
de dag ben geweest, kon mij niet deren. Ik was trots op mijzelf. Ik was
die dag immers diep in vijandelijk gebied doorgedrongen en weer
heelhuids teruggekeerd. Ik had mij manmoedig een weg gebaand tussen die
zwart-wit gevlekte wilde dieren die vervaarlijk dichtbij waren geslopen
en geen enkele keer was ik op één van de vele mijnen gestapt die vijand
in het hoge gras hadden neergelegd.
|
Alles wat hij vindt
heeft een eigen verhaal. |