<<< Terug naar "De Microscoop"

Waarnemingen met een microscoop

Eerste deel (1678 - 1680)

(Vertaling)

    28 febr. [1678]  Melk bekeken, die tussen glazen schijfjes zat; waarin, als hij tegen het licht gehouden werd, bolletjes met verschillende breking, gemengd met een doorzichtige vloeistof, werden onderscheiden; bijna van dezelfde grootte en menigte als de lichamen van deeltjes in zaad, maar niet allemaal onderling gelijk. Hieruit ontstaat de witheid van melk. Dit is het materiaal van boter, want als melk weggezet wordt worden deze bolletjes geleidelijk omhoog gebracht en het brengt daar tot stand wat men noemt de bloem van melk, die als hij veel in beweging gebracht wordt en van het bijgemengde vocht bevrijd, boter geeft, als het bestanddeel van de bolletjes gebroken is.

    Daarna bloed bekeken op dezelfde manier, waarin ook bolletjes verschenen, doorzichtig en licht gekleurd, drijvend in een vloeistof met kleinere breking. Maar deze waren dichter op elkaar dan in melk, en wat groter. Vele hingen in groepen aan elkaar. Na enige uren maakten deze bolletjes, tot ontbinding overgegaan, een eenvormige vloeistof, lichtjes gekleurd met een rozerode kleur.

    13 maart 1678.  De diertjes in met peper bestrooid water opgemerkt. Het was de 4 of 5e dag dat ik het bewaard had. Ze waren doorzichtig en hun lichaam was niet groter dan de bolletjes in melk. Het bleek dat niet vele ervan bewogen, en niet met zo'n snelle voortgang als die in zaad. Ik had ze genomen uit het wateroppervlak, waarop iets als een of ander fijn en witachtig vet dreef. Het aantal diertjes was niet groot.

    14 [maart]  Opnieuw iets van het bovendrijvende vliesje tussen glazen schijfjes ingesloten. Waar nu een wonderbaarlijke menigte was van zulke diertjes, alsof ze in massa bijeengebracht waren, maar ze bewogen maar met een korte beweging, hoewel vrij snel, tussen elkaar door. Deze beweging werd waargenomen aan hun glans, omdat ze in een bepaalde stand licht gaven, maar in andere standen minder. Als ik ze recht tegen het licht hield bleek er bijna niets van beweging, maar wel als het licht van opzij inviel.

  20 maart.  Voor de microscoop heb ik was geplaatst die bijen aan hun poten vasthechten, die niets anders bleek te zijn dan een hoop goudgele bolletjes zoals ik ze eerder in saffraan waargenomen had.

1678.   11 juni, Den Haag.
    Kleine diertjes waargenomen die ontstaan in water waarin men gebroken peper gedaan heeft. Het was water dat de heer Leeuwenhoek 3 of 4 dagen tevoren had gestuurd. In de morgen waren deze dieren alle van deze vorm [Fig. 2] op de rug gezien, en van onder af van deze [Fig. 3]. Er waren er honderden van in de microscoop. Om 3 uur in de middag waren meer dan 9/10e van deze insecten van deze vorm geworden [Fig. 4], heel snel voortgaand zoals de eerste, waarvan nog maar ongeveer het tiende deel over was met de vorm zoals 's morgens. Die lange kromden zich niet, maar gingen rechtuit. Nadat ik ze een uur niet gezien had vond ik ze allemaal verdwenen, en er was niets van over dan kleine lichaampjes, veel minder en zonder leven.

    De eerste dag dat ik deze ovale dieren waarnam verschenen er enkele veel grotere, die nu eens rond schenen en dan weer ovaal. En ze snelden vaak voort alsof ze rolden, en zodanig dat de delen van hun lichamen zich zelf leken te bewegen, maar toen ik er één lange tijd volgde met mijn blik, nam ik waar dat deze delen dieren waren van de eerste vorm, samengesteld tot één geheel. Want ik zag dat er zich eerst twee van afscheidden, toen nog andere, en aan het eind allemaal.

    Bij de azijnaaltjes nam ik er waar die in het lichaam twee kleine aaltjes hadden, die rondjes maakten en kronkelingen, en zich soms uitstrekten en rondtrokken door bijna het hele lichaam van hun moeder, die zonder beweging was en misschien dood. Deze aaltjes hebben meestal grote bellen lucht in het lichaam, waarvan ik er één uit heb zien gaan door een opening aan de kant van de staart. De ingewanden verschenen bijna alleen als kleine bolletjes van verschillende grootte. Hun huid is een volkomen doorzichtig vlies.


  12 juni. De peperdieren in één van de glazen waarin ik ze deed waren als volgt [Fig. 5], in de ochtend. De Na de waren er maar weinig, en zich voortsnellen deden ze bijna niet, maar ze schokten terwijl ze op een zelfde plaats bleven. Er was een menigte lichamen van deze vorm [Fig. 6] en ook van deze andere [Fig. 7] die soms maar als een enkele bal verschenen; even later begonnen deze twee soorten lichamen zich te roeren, maar slechts weinig.

    Het schijnt me toe dat ik gezien heb dat één van deze dieren [Fig. 5a] er één van deze vorm [Fig. 7] uitliet, die toen onbeweeglijk bleef.

    Er waren in hetzelfde glas van die dieren opgehoopt waarover ik gesproken heb in de waarneming van de 11e. Ze hielden zich meestal op één plaats op, trillend en zich een beetje schuddend. Hun vorm was deze [Fig. 8]. Maar soms gingen ze op de loop, als het ware rollend, en al voortsnellend rekte deze ronde vorm zich uit tot een ovaal.
(In een ander glas dat ik een uur eerder op dezelfde ochtend toebereid had, met peperwater dat uit hetzelfde flesje genomen was, snelden de dieren onophoudelijk voort, tegelijk met de waarneming die ik zojuist neerschreef, en er waren verscheidene van die ronde hopen, sommige groter dan andere).

    Een half uur later waren er niet meer van die lange vormen [Fig. 6] en weinig van die andere [Fig. 7], ze waren allemaal kleine rondjes geworden [Fig. 9]; daarvan waren er op sommige plaatsen zoveel, dat ze elkaar bijna raakten. En op deze plaatsen was er een snelle beweging van verscheidene van deze dieren [Fig. 10], die elders heel weinig voorkwamen. Er waren altijd enkele van die ronde waarvan ik gezegd heb dat ze samengesteld zijn.

    Even later toen ik plaatsen bekeek waar een menigte van die kleine ronde opgehoopt was, scheen er beweging te zijn. Dezelfde avond echter was alles dood. De volgende dag (13 juni) had mijn broer [Constantijn] 's morgens van die dieren ingesloten, en ik zag er veel kleine diertjes ter grootte van de genoemde kleine ronde, die voortgingen maar niet heel snel, en er waren bovendien dieren van de gewone grootte.

    Ik sloot een uur later ook zulke dieren in, en ik nam er waar die ongeveer twee keer zo groot waren als de kleine ronde, temidden van andere veel grotere die de gewone waren.

    14 juni.  De kleinste van de dieren die de vorige dag waren ingesloten, waren wat groter geworden, van de andere bleven er enkele onbeweeglijk, terwijl andere nog steeds voortgingen.

    Midden op de dag was er een menigte ronde eitjes, en op een andere plaats vormen van deze aard [Fig. 11], onbeweeglijk. 's Avonds zag ik er enkele heel kleine diertjes [Fig. 12] die zich roerden maar niet snel vooruit kwamen. De grote snelden nog steeds.

    15 [juni].  Evenals de vorige dag. Ik zag dat een van de dieren van de grootste soort, waarvan de vorm deze scheen [Fig. 13], eitjes of excrementen maakte terwijl het geleidelijk vooruitging, en kwispelde met de staart. Aan de rand van het plasje waren er verscheidene dode, en een wonderbaarlijke menigte eitjes of excrementen die elkaar raakten, en bewogen werden door de grote dieren die er tussendoor snelden. Na de middag waren alle dieren dood, aan één kant van het plasje. En de eitjes zonder beweging.


    Schijnbare vormen van dieren in zaad, de ware vorm kon niet goed onderscheiden worden ten gevolge van hun doorzichtigheid.

Parijs   26 juli 1678.
    Bronwater op een beetje peper gedaan in een heel klein flesje.
    De volgende dag, de 27e juli, na van dit water in de microscoop gezet te hebben tussen het glas en het talk, zag ik veel zeer kleine diertjes, en kleiner dan ik tot nu toe gezien had, die snelden zonder ophouden voort. Hun vorm liet zich niet goed onderscheiden, maar het schenen maar zwarte punten, her en der schietend. Er waren er van een andere soort die heel wat groter waren en bijna rond en doorzichtig schenen. Hun beweging was niet snel en ze draaiden vaak in het rond, soms 2 of 3 met elkaar samenhangend. Van deze laatste dieren waren er helemaal geen. De volgende dagen nam het aantal kleine steeds toe, en niet dat van de andere.

    de 30e juli.  Ik liet ze zien in onze vergadering, waar enkelen moeite hadden om ze te onderscheiden, omdat er zeer kleine bolletjes nodig waren om deze zo extreem kleine objecten te vergroten, waaruit noodzakelijk volgt dat ze duister zijn. Er waren er onder de kleine diertjes die lang en onbuigzaam waren, zo [Fig. 16], ze snelden voort zoals de andere.

[ eau de pluie (regenwater)   poivree (peperwater) ]

    de 1e augustus.  Ik nam het oppervlak van het regenwater dat ik 6 dagen tevoren in een klein flesje had gedaan. En ik vond er diertjes van verschillende vorm en grootte vergeleken met de kleine van het peperwater [Fig. 17], andere van deze vorm [Fig. 18], andere bijna rond [Fig. 19]. Maar er was een heel groot diertje van deze vorm [Fig. 20], dat heel buigzaam was en doorzichtig zoals de andere, even snel voortgaand als die, en het scheen kleine pootjes te hebben langs het hele lichaam. Ik had dit soort diertje nog niet gezien.

    2 augustus.  Gekeken naar hetzelfde regenwater, maar opnieuw uit het flesje gehaald. Er waren dezelfde diertjes als de vorige dag, maar geen van de heel kleine. Ik vond er opnieuw een van die grote diertjes, waarvan ik duidelijk de pootjes zag langs het hele lichaam. Die vooraan, 4 of 5 in getal, bewogen voortdurend zeer snel, zelfs wanneer het dier helemaal niet vooruitkwam. Soms maakte het al zwemmend rondjes en pirouettes. Een van mijn vrienden die het zag vergeleek het met een lamprei [prik]. Het had dikte in het midden. In het peperwater waren er alleen nog de heel kleine diertjes, in groten getale.


    14 augustus.  In het peperwater dat 8 of 10 dagen oud was, waarin de eerste 5 of 6 dagen alleen heel kleine, nauwelijks zichtbare diertjes waren geweest, waren er nu grote langwerpige van deze vorm [Fig. 21], die niet snel voortgingen, en steeds met de staart kwispelend. Van de zeer kleine waren er geen meer, of heel weinig. Ik had 4 of 5 dagen geleden in dit water 2 of 3 druppels gedaan van een peperwater waarin veel diertjes van de grootste soort waren, van deze vorm [Fig. 22]. Dit water had de heer Römer aan mij gezonden, en hij had het gekregen van Thuret. Ik vond er alleen een of twee van deze soort. Ze lopen snel.

    In dit water van Thuret zag ik een menigte van die grote, en ook veel van die langwerpige die kwispelen tijdens het voorbijtrekken. In water dat 10 dagen geleden op muskaatbloem (foelie) gedaan was, vond ik een menigte van de zeer kleine diertjes zoals eerder in peperwater, met een heel snelle beweging, en een grotere soort van deze vorm [Fig. 23] en andere ronde [Fig. 24], beide gingen langzaam, en ik zag er verscheidene twee aan twee aan elkaar gehecht, hoewel niet heel dicht samengebonden, die aan elkaar trokken en veel rondjes maakten.

    In bronwater dat eenvoudig bewaard was in porcelein, gedurende 10 dagen, vond ik van deze dieren [Fig. 25], maar heel weinig, die heel snel gingen, en bij tussenpozen plotseling en vrij lang stilstonden, en vervolgens hun tocht hernamen. Er waren ook kleinere die langzaam gingen [Fig.26].

    22 augustus.  In mijn peperwater waren er weinig grote dieren en ik vond er enkele van deze vorm [Fig. 27], die zwommen op de manier van alen [palingen], en uiterst snel.

    In het foeliewater was er een aantal half zo lang als die van van het peper, maar wat ronder en wit, dat wil zeggen doorzichtig zonder kleur. Want die van het peper zijn rossig. Ze gingen snel, maar her en der, en niet rechtdoor zoals die van het peper. Er was ook een menigte heel kleine diertjes waarvan men de vorm niet kan zien, maar alleen de beweging als die van zwarte puntjes. Ze gingen heel snel. Ik nam het vlies eraf dat op het peperwater ontstaan was.

    23 augustus.  Die op het foeliewater evenzo als de dag ervoor, maar er waren er vele die bij tussenpozen rustten en dan sprongen naar een andere plaats, 4 of 5 keer hun lengte van de eerste vandaan, en dat met ongewone spoed. Dan rustten ze, en na een ogenblik sprongen ze weer. De zeer kleine waren er nog steeds. Ik zag een of twee grote zoals in het peperwater.

    27 augustus.  Gekeken naar urine van me, bewaard. Ik vond er enkele kleine diertjes, lang en dun als volgt [Fig. 28], die zwommen en zich langzaam omdraaiden, en enkele andere, minder lang [Fig. 29], die wat sneller gingen op de manier van alen. Verder andere, heel klein [Fig. 30], die de meeste beweging hadden. De heer Hartsoeker had me gezegd dat hij deze diertjes pas opgemerkt had. Er waren ook verscheidene geelachtige plaatjes van deze vorm [Fig. 31]. Ze daalden snel in de urine.

    28 augustus.  Ik vond niet meer die aaltjes in dezelfde urine, maar alleen heel weinig van die kortere [Fig. 32], die nauwelijks beweging hadden. Ik merkte er een groot aantal kleine doorzichtige bolletjes in op, waarvan verscheidene twee aan twee met elkaar verbonden waren als volgt [Fig. 33], en ik twijfelde er aan of ze niet enige beweging hadden. De zoutplaatjes als tevoren.

    In water waarin ik wat theeblaadjes gedaan had om te trekken gedurende 7 of 8 dagen, vond ik een grote menigte kleine diertjes, ongeveer zo groot als die van tweede grootte in het peperwater. Hun vorm was deze [Fig. 34], ze waren heel doorzichtig. En ze sidderden steeds bij het gaan. Ze liepen vrij snel en draaiden vaak.

    29 aug.  In het foeliewater vond ik niet meer van die diertjes die er 23 augustus waren. Maar wel een menigte ronde eitjes, met 2, 3 of 4 aaneengehecht, of veeleer waren het kleine diertjes, want verscheidene bewogen zich terwijl ze zo vastzaten, vooral als ze 2 aan 2 waren. Maar de beweging was langzaam, en meestal draaiend. Ik had de vorige dag het vlies van dit water afgenomen, en er toen niets levends in gevonden, en ook niet in mijn peperwater. Hierin vond ik nu veel kleine diertjes, sommige zoals die van het foeliewater van de 23e van deze maand, andere van deze vorm [Fig. 35], die kwispelden met de staart.

    30 aug.  In het foeliewater vond ik geen eitjes meer, maar een vrij groot aantal diertjes als die van peper van de eerste grootte [Fig. 36], die snel voortgingen zoals gewoonlijk. In het theewater waren er middelgrote ovalen [Fig. 37], die een regelmatige gang hadden. En andere zoals visjes met levendige bewegingen [Fig. 38]. In mijn peperwater weinig diertjes van de tweede grootte.

   In het peperwater van Thuret, bewaard in een flesje waarin eigenlijk helemaal geen peper was, waren er verscheidene dieren van de eerste grootte, waarvan de meeste uiterst snel gingen.
    Toen het water opdroogde bleef er van die diertjes een vormeloze materie over [Fig. 39], die olieachtig schijnt, omdat ze niet verdampt zoals het water.

    In de urine niets levends. Er waren verscheidene eitjes, in een aantal van 2, 3, 4 etc. aaneengehecht, en enige dode aaltjes [Fig. 40].

    31 aug.  Het theewater. Groot aantal van de tweede grootte zoals de 30e. Ovaal van vorm. Van de andere visjes verschenen er niet meer. In het foelie weinig grote zoals de 30e. En enkele zeer kleine. In de urine veel eitjes zonder beweging.
    In verse urine waren er, na verdamping op het talk, verscheidene kleine doorzichtige massa's van deze vorm [Fig. 41], andere vierkant [Fig. 42], andere onregelmatig. En een aantal zeshoekjes [Fig. 43], waarvan enkele heel volmaakt waren.     In mijn peperwater veel van de tweede grootte [Fig. 44], zoals in het theewater, zeer beweeglijk, en een paar grote [Fig. 45].
    In een ander peperwater dat sterk stonk, vormen als van dode diertjes [Fig. 46]; zoals ik er ook eerder heb waargenomen, maar nooit levend.

    5 sept.  In mijn peperwater geen andere dan van de tweede grootte [Fig. 44], en niet veel.
    In theewater een groot aantal van die van tweede grootte. En enige van de eerste, die met een vreemde snelheid gingen, en soms ineens stilhielden. Ze leken zelfs wat groter dan die van het peper, en men zag er een soort ingewanden in, als volgt [Fig. 47], en kleine pootjes er helemaal rondom uitgespreid, maar nauwelijks zichtbaar.

    Id. 5 sept.  Men had in water een stukje peer geweekt (van een soort die van buiten een mooie geelrode kleur heeft), en er was een groot aantal van die van de tweede grootte, maar met deze vorm [Fig. 48]; ze waren minder levendig dan die van het theewater.

    Idem 5 sept.  In water met kruidnagel, dat de vorige dag opgedroogd was, waren er diertjes van de tweede grootte, maar niet in groot aantal, lijkend op die van het peerwater.

    Idem 5 sept.  In de urine niets levends, maar een menigte van die doorzichtige bolletjes, als eitjes. En toen ik kleine ronde druppeltjes van die urine op het talk gedaan had, merkte ik met de microscoop op dat deze eitjes, en zonder twijfel de vloeistof zelf ook, een aanhoudende beweging hadden waarmee ze in het midden AB van de druppel omhoog gingen [Fig. 49] en dan daalden langs de twee kanten CD, en vervolgens weer omhoog langs AB. En zo de hele tijd, want ik volgde die korreltjes, en ze daalden.

    Dit bewegingsverloop is vreemd, en lijkt op die van de [subtiele] materie die door de magneet gaat. Ik deed er 3 maal nieuwe druppeltjes op, en zag steeds hetzelfde.
    De volgende dagen was deze beweging niet zo duidelijk.

    7 sept.  In het theewater een groot aantal van de tweede en 3e grootte. En ook veel van de grote die nu eens langzaam gingen, dan weer uiterst snel, en soms helemaal in het rond [Fig. 50].

[ •   treme (derde) ]

    Id.  In mijn peperwater veel van de tweede grootte, met levendige bewegingen. In het peerwater niets levends.
    In het kruidnagelwater niets levends.

    8 sept.  Een hoeveelheid peper, ontvangen van de heer Römer, in fonteinwater gedaan, alles.

    9 sept.  In het theewater zoals de 7e.
    In het peperwater (er was wel 1/3 peper tegen 2/3 water) waarvan de korrel mij gezonden was door de heer Römer, en dat nog maar 18 uur weekte, vond ik wat diertjes van die welke ik genoemd heb van de eerste grootte, of het scheelde weinig [Fig. 51], en veel met een lange vorm [Fig. 52], waarvan enkele soms de aalbeweging maakten.

    Id.  9 sept.  In vocht van witte rozijnen, en donkere, de vorige dag als proef opgesteld, niets levends, maar heel wat vette en heterogene gedeelten, waardoor ik in dit vocht de beweging opmerkte die ik had gezien in de urine, op 5 sept.

    Id.  9 sept.  In het kruidnagelwater dat lang bewaard was, onnoemelijk veel kleine diertjes die aanhoudend bewogen, en waarvan heel het water krioelde. En helemaal geen andere. De vorm was echt niet te onderscheiden, zo klein waren ze.

    10 sept.  Vocht van rozijnen, niets levends. Dezelfde beweging was er. Kruidnagel gelijk aan de 9e.
    In het bier dat de 9e was neergezet niets levends, maar enige lange vormen zonder beweging [Fig. 53].
    Theewater zoals de 7e; verscheidene van de 2e grootte gingen al kronkelend.
    Peperwater van de 8e, enige rollende hopen van 6 of 7 diertjes samen. Verder zoals de 9e.

    11 sept.  zondag.  Bovengenoemd peperwater, grote hoeveelheid diertjes van de eerste grootte, ontstaan in minder dan drie dagen.
    Id.  Theewater zoals de 7e.
    Kruidnagelwater, krioelde nog steeds overal van de kleine diertjes.
    In bier, 2 dagen bewaard, scheen het dat er kleine levende diertjes waren.
In het rozijnenvocht niets levends. De rondtrekkende beweging gelijk aan de 10e.

    16 sept.  om 10 uur.  Wat hele peper gedaan in bronwater, te weten zo'n 50 korrels in een theekopje.
    's Avonds om 11 uur.  Er was nog niets levends.

    17 sept.  om 9 uur 's morgens.  Er was een groot aantal heel kleine diertjes, zeer weinig middelmatige [Fig. 54], en een aantal lange aaltjes [Fig. 55], die over het hele lichaam even dik waren, en heel weinig gebogen wanneer ze vooruitgingen. Nu eens ging het ene eind voorop, dan weer het andere, de andere kant op, zodat men ze tweegangig zou kunnen noemen, zoals die slangen waarvan men zegt dat ze twee koppen hebben. Al 2 of 3 dagen geleden had ik deze aaltjes gezien.

    In het peperwater van 8 september ontelbaar veel diertjes van de eerste grootte [Fig. 56], en een groot aantal van die bovengenoemde aaltjes; bovendien veel middelmatige. Ik bekeek al deze diertjes niet rechtstreeks tegen het licht, maar met de microscoop een beetje ervan afgewend, wat ze doet verschijnen tegen een donkere achtergrond. Men ontdekt hierdoor beter de kleinste deeltjes die in leven zijn, en men onderscheidt ook beter de onderdelen van de grote.
Die van de eerste grootte schijnen het lichaam opgehoogd te hebben met knobbeltjes, gerangschikt zoals in deze figuur [Fig. 58]. Wat betreft de vorm van het lichaam, die is ovaal aan de ene kant en rond, of bijna, aan de andere, wat vrij duidelijk blijkt wanneer men ze ziet draaien met die kant naar het oog die de kop of het achterste is. En ook omdat men ze terwijl ze lopen of zwemmen steeds met deze zelfde vorm ziet [Fig. 58], want men zou ze soms van opzij en minder breed zien als ze plat waren, ze hebben immers genoeg ruimte in het water om er te zwemmen in deze stand.

    Ik kon bij hen geen pootjes zien, maar integendeel schijnt me dat ik duidelijk zie dat ze er geen hebben, en verder geeft de ronde vorm het aan. Hoe doen ze dat toch om zo snel te gaan, en om te draaien zoals ze willen, want men ziet helemaal niet dat ze hun lichaam buigen bij het gaan, zoals vissen doen. Ik zou niets anders kunnen bedenken dan dat ze de mogelijkheid hebben een deel van hun lichaam op te zwellen, en dat achtereenvolgens vanaf de kop tot aan de staart, zodanig dat deze zwelling of knobbel heel snel de hele lengte van het lichaam doorloopt, en dan weer opnieuw begint bij de kop, wat voldoende is om het diertje te doen voortuitgaan.
Hoe klein nu dit knobbeltje ook is, het is voldoende om de beweging te maken, omdat het snel gebeurt en tegen het water duwt, zoals een roeiriem zou doen die men in het water zou steken en van de boeg naar de achtersteven brengen. Het is waar dat men deze zwelling helemaal niet ziet, maar ik schrijf dat toe aan de kleinheid, en aan de snelheid waarmee ze het hele lichaam van het diertje doorloopt [Fig. 59].

    18 sept.  om 10 uur in de morgen.  Het peperwater van de 16e. Er waren er veel van de tweede grootte [Fig. 57], en heel weinig die wat groter waren en kwispelden bij het gaan.

    In het peperwater van de 8e was er een aantal van de eerste grootte [Fig. 58], veel van de tweede die kwispelden en kleurloos waren, en bovendien veel kleinere [Fig. 60] die snel renden. Weinig of geen aaltjes. Er waren veel kluwens, samengesteld uit 2, 3 of 4 diertjes van de eerste grootte, die bij elkaar bleven en zo rolden.
    Id. 18 sept.  's avonds om 10 uur.  In het peperwater van de 16e een grote hoeveelheid van de tweede grootte, met een snelle beweging.

    19 sept.  In het peperwater van de 16e een grote hoeveelheid van de tweede grootte, die wat groter leken dan de vorige dag. Geen van de eerste: wat laat zien dat de hoeveelheid peper ze veeleer doet ontstaan, want ze waren er de 3e dag in het water van de 8e.

    In het peperwater van de 8e verschenen er niet veel van de eerste grootte. Maar nadat ik het vlies van dit water had afgehaald, het tegelijkertijd schuddend, en het enige tijd had laten rusten, haalde ik er een groot aantal uit.

Id. om 8 uur 's avonds,  in het peperwater van de 16e, nogal wat van die van de eerste grootte, en veel van de tweede [Fig. 62]. Toen ik dit water wat geschud had nam ik er meer dan 30 grote tegelijk en weinig kleine. Toen ik nog wat geschud had kon ik er maar 2 of 3 grote uitnemen en veel kleine. Wat aangeeft dat ze in troepen geplaatst zijn.

    20 sept.  In het peperwater van Thuret dat de heer Römer me bracht, dat hij naar zijn zeggen lang bewaard had, en dat bijna niet gekleurd was, was er een nieuwe soort van diertjes van deze vorm [Fig. 63]. De voorkant van het lichaam was helder en de rest verduisterd door een menigte ingewanden of bellen; de achterkant eindigde in een punt of staart, en als ze stil hielden trokken ze soms deze hele staart in hun lichaam, en ze duwden ook wel eens een andere aan de voorkant er uit. Zo zacht en flexibel was hun lichaam; bij het bewegen maakten ze zich rond. Ik zag ze soms van deze vorm [Fig. 64], of zo [Fig. 65]. Er waren in hetzelfde water gewone [Fig. 56], en ontelbaar veel kleine, die snel heen en weer bewogen.

    21 sept.  In het peperwater van de 16e waren er heel wat gewone van de eerste grootte, en een groot aantal van die van de tweede, die snel alle kanten op liepen. Opnieuw van die grote met staart gezien in het water van Thuret. Soms was de voorkant smal en de achterkant breder, als volgt [Fig. 66]. En ze gingen zo: zich achtereenvolgens veranderend in allerlei vormen.

    25 sept.  zondag.  In het kruidnagelwater waarbij ik de vorige dag water toegevoegd had. Alles krioelde van kleine diertjes, zoals hiervoor. Ik gooide een groot deel van dit water weg, en deed er vers bij. In mijn peperwater van de 8e veel van de eerste grootte, maar veel meer van de tweede. Van de grote waren er aaneengehecht, 2 aan 2 en 4 aan 4.

    In het water van Thuret van de 20e weinig van die grote met staart. Ontelbaar veel kleine die krioelden, en die wat groter schenen te zijn geworden dan ze de 20e waren.

    27 sept.  Het peperwater van de 16e was bijna geheel opgedroogd. Ik deed er ander op.

    28 sept.  In dit water was er een gekrioel van kleine diertjes van deze vorm en grootte vergeleken met de andere [Fig. 67]. Er waren ook enkele diertjes van de eerste grootte, maar minder doorzichtig door veel bellen, waarmee ze gevuld of waaruit ze samengesteld schenen te zijn [Fig. 68]. Maar er waren er bovendien heel wat van buitengewone grootte [Fig. 69], heel doorzichtig. Plat van onderen en met verhoogde rug, zoals schildpadden.

Ik zag er een van deze grootte [Fig. 70] die zich kromde in verscheidene houdingen. Er waren er nog van dezelfde grootte maar met een ovale vorm, die heel snel liepen en veel meer dan de andere die ik net genoemd heb. Hun vorm was deze [Fig. 71]. Ze waren ook het meest doorzichtig van alle; enkele waren twee aan twee gekoppeld op deze manier [Fig. 72], en zo liepen ze.

    Overal is het vel van deze diertjes opgehoogd in knobbeltjes of oneffenheden; wat blijkt als men ze bekijkt tussen de donkere achtergrond en de lichte [<]. Ze zijn ook plat van onderen, en hebben een verhoogde rug zoals schildpadden.

    29 sept.  In hetzelfde water, waarbij ik de vorige dag vers had toegevoegd, waren er minder kleine diertjes dan hiervoor, maar meer grote en lange, weinig ovale. Van die lange waren er verscheidene twee aan twee samengehecht, als volgt [Fig. 73], elkaar vasthoudend op een plaats dichtbij de kop. Deze koppen verschenen helderder dan de rest van het lichaam, en bij de staart waren er een of twee donkere vlekken die misschien openingen zijn. Twee zaten vast bij de koppen zelf, en die schenen zich erg druk te maken om uiteen te gaan, zonder erin te slagen [Fig. 74].

Die welke alleen waren maakten veel rondjes en buitelingen in het water, evenals vissen. En als ze iets tegenkwamen met hun kop, deinsden ze plotseling terug.

Er waren ook diertjes van gewone grootte [Fig. 75], die snel gingen, en enkele hopen, van verscheidene die samen rolden [Fig. 76].

    2 okt.  zondag.  In het kruidnagelwater dat ik ververst had op 25 september waren er enige van die grote diertjes, geheel gelijk aan die van het peperwater van 28 sept. En enkele andere van deze gewone grootte.

    In een beetje peperwater, enkele dagen geleden uit het flesje van 8 september genomen, waren er slechts veel kleine [Fig. 77] en weinig grote. Ik deed er veel water op.

    5 okt.  In water waarin geweekt waren korrels van Hire, 7 of 8 dagen geleden, vond ik een grote hoeveelheid diertjes van de tweede grootte, en weinig van de eerste. Maar bovendien enkele van die buitengewoon grote ovalen zoals er op 28 september geweest waren in het peperwater, en op 2 oktober in het kruidnagelwater.

    *)  Fig. 78: schets van een bolletjesmicroscoop

    6 okt.  In het peperwater van 16 september was er niets dan veel diertjes van de gewone eerste grootte, en een gekrioel van heel kleine. De buitengewone ovale en de lange waren er niet meer, omdat het kopje omgestoten was, zodat al het bovenste water gemorst was. Ik goot vers water op het weinige dat er over was.

    In het kruidnagelwater een grote hoeveelheid ovalen van de buitengewone grootte, maar met een wat langere vorm dan die van de 2e oktober [Fig. 79]. Er waren ook veel van die gewone, en weinig andere, heel kleine.

    In het peperwater van de 8e september niets dan veel van de eerste grootte, en meer van de tweede, heel levendig.

    7 okt.  In het kruidnagelwater buitengewoon grote en ovale zoals gisteren, en andere van dergelijke vorm en grootte, maar minder doorzichtig, met het lichaam vol van en soort geelachtige belletjes, die erin schenen te rollen terwijl het diertje liep. De voorkant eindigde in een punt [Fig. 80], die niet opzij zat zoals bij andere meer doorzichtige.

Er waren er ook waarvan het vel strepen had, als volgt [Fig. 81]. Bovendien van die van de eerste grootte, maar bijna rond [Fig. 82].

    In het peperwater van 16 september dat omgestoten was, verschenen er opnieuw enkele lange van buitengewone grootte; geen ovalen; heel wat kleine van de 2e grootte.

    In het water Hire zoals op 5 oktober. Maar minder buitengewoon grote. Die van de eerste grootte schenen ongeveer rond [Fig. 82], met enkele oneffenheden. In het peperwater van Thuret van de 20e een gekrioel van die van de tweede grootte. En weinig van die grote met staart [Fig. 83].


    18 okt.  In het peperwater van de 8e september, dat ik gedurende verscheidene dagen niet bekeken had, vond ik een zeer grote hoeveelheid van die diertjes met staart [Fig. 84] zoals in het water van Thuret. Ze schenen bruiner dan alle andere, hetzij door hun ingewanden, hetzij door knobbeltjes aan de buitenkant. Aan de voorkant zijn ze meer doorzichtig. De staart schijnt soms dubbel, maar dat is gezichtsbedrog, en wanneer ze zwemmen op de juiste afstand waarop ze het duidelijkst verschijnen, is het maar een enkele staart. Deze diertjes zijn rond en niet plat.

    Er waren er enkele van de gewone grootte, en veel kleinere, wat lange [Fig. 85].

    29 okt.  In hetzelfde water weinig van die grote met staart. Weinig iets groter dan gewoon [Fig. 86]. Ontelbaar veel kleine die zeer levendig waren.

    In het korianderwater dat al 8 of 10 dagen stond, veel bijna ronde [Fig. 87], die nogal langzaam gingen. Andere met staarten [Fig. 88]; andere kleinere die snel gingen; andere heel kleine en levendige die nauwelijks zichtbaar waren.

    25 nov.  In het korianderwater dat de instrumentmaker Butterfield me bracht waren er, behalve veel van die diertjes van middelmatige grootte, zeer grote van deze vorm [Fig. 89]; kant A ging voorop. Ze draaiden steeds in het rond zoals een paard in de manege loopt, met C aan de binnenkant.

    26 nov.  In het lang bewaarde peperwater dat de heer Römer me had gebracht was een nieuwe soort van grote diertjes van deze vorm [Fig. 90], met een lange staart bevestigd aan een of ander hoopje vuil of vet, dat meestal vast bleef. En het diertje had geen enkele andere beweging, behalve dat het zich van tijd tot tijd heel plotseling terugtrok aan zijn staart, die zich dan opkrulde zoals in deze tweede figuur.

    Vervolgens stelde het zich weer op zoals eerst. Ze schenen een heel grote mond te hebben, die zich opende wanneer de staart uitgestrekt was, en het water scheen door deze mond te stromen; kleine diertjes kwamen vaak aangesneld tegen deze mond, zonder er echter ooit naar binnen te gaan. In de ingewanden was er heel wat te zien, zoals belletjes of eitjes. Het lichaam is rond als een mispel.

    22 dec.  Ik deed peperwater in een flesje om het buiten te laten bevriezen. Daarna, toen ik het had laten ontdooien, vond ik alle kleine diertjes dood of zonder beweging. Maar 2 dagen later waren ze teruggekomen.

    Id.  Ik deed een flesje met peperwater waarin diertjes waren [Fig. 91], in kokend water, en liet het enige tijd staan. Toen ik het vervolgens eruit gehaald had en had laten afkoelen, waren alle diertjes dood; en 3 dagen later verscheen er nog niets levends.


1679

    Begin jan.  In mijn peperwater van 9 september, dat ik in de schouw had gezet om het vorstvrij te bewaren, vond ik van die diertjes met staart zoals op 26 november; en ik zag er één die voortging en zijn staart achter zich aan sleepte, nergens aan vastgehecht.

    Zo zijn dan in dit water alle zelfde diertjes gekomen als in dat van de heer Römer van hetzelfde peper, maar later in het mijne omdat het later opgesteld was om te trekken.

    5 april.  peper van de heer Römer in water gedaan.

    de 8e [april].  wat kleine diertjes van deze grootte [Fig. 92] en een grote hoeveelheid heel kleine, die snel gingen.

    18 april.  Behalve de voorgaande, veel van die lange aaltjes die langzaam vooruitgaan, nu eens naar de ene, dan weer naar de andere kant. Er waren er die in lengte maar de helft of een derde van de andere waren [Fig. 93].  

   24 juni.  Goed gewassen peper in bronwater gedaan, en het flesje afgesloten met een stukje zeemleer, op de hals vastgemaakt; om te zien of er diertjes zullen ontstaan. In een ander open flesje van het zelfde peper in het zelfde water.

    26 juni.  Veel aaltjes in het open flesje, en enkele middelmatige [Fig. 99]. In het gesloten flesje een kleinere hoeveelheid aaltjes en van die middelmatige.

    29 juni.  Ontelbaar veel aaltjes in het open flesje, met verscheidene grote met staart zoals van 26 nov. 1678. En andere grote en lange [Fig. 100], die snel liepen, en tegen het eind dezelfde plotselinge en stuiptrekkende beweging hadden, terwijl ze zich in zichzelf samentrokken, als de grote met staart. Er waren er onder die helemaal geen staart hadden, andere waarbij die kort was.

    29 juni.  In het gesloten flesje waren er evenals in het open flesje van die grote diertjes die heel snel liepen en grote met staart; bovendien veel middelmatige en ontelbaar veel aaltjes.

    3 aug.  In water waarin bloemen van rozemarijn en lavendel geweekt hadden met hun stelen, gedurende 4 of 5 dagen, vond ik een zeer grote hoeveelheid gewone diertjes, verscheidene van deze vorm en grootte [Fig. 101] die een grote snelheid hadden; en andere heel grote [Fig. 102] die ook vrij snel liepen en vaak rondtollend. Er waren ook enkele dode lichamen van deze vorm [Fig. 103], waarvan er ook een grote hoeveelheid is in een kleine fles met peperwater. En ik herinner me niet er van deze vorm ooit levend gezien te hebben. Het schijnt me toe dat al deze diertjes van buiten komen, of van eitjes die in lucht zwevende diertjes in zulk bedorven water komen leggen.

    7 maart 1680.  Gekeken naar wat urine van me dat ik 3 of 4 dagen bewaard had in een open porceleinen kopje. Er dreef een vliesje op zoals van wat vet, en toen ik er wat van in de microscoop had gedaan waren er ontelbaar veel kleine diertjes die zich allemaal roerden en zich onder elkaar mengden. Maar ik kon er geen enkele vorm van onderscheiden wegens hun kleinheid, ze schenen rond [Fig. 104].

<<< Terug naar "De Microscoop"