Het Koffiekopje

Nadat
Annelies door het abrupt optrekken van lijn 7 in de sterke armen van haar redder was beland, had deze zich voorgesteld als Albert en haar gevraagd of ze zin had om even een kop koffie met hem te gaan drinken. Ze had ja gezegd en twee haltes verder waren ze in het centrum van de stad uitgestapt. Nu zaten ze in een lunchroom aan een tafeltje voor het raam met uitzicht op het voorbijtrekkende winkelpubliek te wachten op hun cappucino’s.
Ik ben hardstikke gek, dacht Annelies, twintig minuten geleden zat ik nog met een date en nu zit ik hier met ene Albert. De serveerster verscheen, zette de capuccino’s op tafel en verdween. Albert keek haar aan en zei: “Ik heb nog nooit zomaar iemand gevraagd om koffie met mij te gaan drinken.”
“Oh, ben ik zomaar iemand?”
“Nee, nee, zo bedoel ik dat niet”
“Ik maakte maar een grapje hoor”, zei Annelies. “Oh...”
Hij leek even van zijn stuk te zijn gebracht.
“Vertel eens wat over jezelf Albert.”
Albert bleek kunstenaar te zijn en sinds vijf jaar weduwnaar. Hij had een paar kortdurende relaties gehad en was nu al weer een jaar single. Na zijn verhaal had Annelies iets haar leven en liefdes verteld en daarna hadden ze over van alles en nog wat gepraat. De tijd was omgevlogen. Buiten was het inmiddels donker.
Albert keek op zijn horloge en schrok. “Het spijt me, maar ik moet weg. Ik heb een afspraak. Ik ben al veel te laat.” Hij haalde een briefje van tien uit zijn portemonnee en legde dat op het tafeltje. “Ik zou je graag weer willen zien. Mag ik je nummer dan bel ik je binnenkort.” Annelies gaf haar nummer. Albert noteerde het met een balpen op de palm van zijn hand, stond op, deed zijn jas aan, gaf Annelies een hand en liep haastig naar de uitgang. “Ik bel je”, riep hij bij de deur en liep toen het donker in.



















Alles wat hij vindt
heeft een eigen verhaal.
ACHTERUIT VOORUIT  
   
[Terug naar het Stadsjuttersarchief]