De Lantaarn

In het boek "De Vrolijke Wetenschap" van Friedrich Nietzsche staat het verhaal "De Dolle Mens". Het gaat over een mens die op de markt op klaarlichte dag met een lantaarn naar God loopt te zoeken. De mensen kijken hem meewarig en niet-begrijpend aan en maken beschimpende opmerkingen. De Dolle Mens reageert daarop met een vreselijke tirade zoals alleen Nietzsche dat kan. De Dolle Mens beseft dat hij te vroeg is gekomen. Dat het bericht van God's dood nog niet bij de mensen aangekomen is. In vertwijfeling smijt hij z'n lantaarn op de grond en verlaat de markt. Door de klap waarmee de lantaarn op de straat terecht komt breken er twee glaasjes en het deurtje raakt ontzet.
Kort daarna rijdt Jantje van Keulen met z'n postkoets over de markt en ziet de lantaarn op straat liggen. "Die kan ik goed gebruiken", mompelt Jantje. Hij laat de paarden halt houden, raapt de lantaarn van de straat en hangt hem op de lege plek voorop de koets, waar de vorige lantaarn, die pas gestolen was, had gehangen. Hierna vervolgde hij z'n rit naar de plaats van bestemming. Bij het uitladen is de lantaarn, die wat krakkemikkig aan de koets bevestigd was, van de postkoets gevallen en onder het uitlaadperron terecht gekomen. Daar heeft de lantaarn ruim honderd jaar liggen wachten op de Stadsjutter. Die heeft er twee nieuwe glaasjes ingezet en het deurtje weer in de juiste vorm gebogen. Iedere avond brandt hij er een waxinelichtje in, ter nagedachtenis aan Nietzsche en voor de gezelligheid.











Alles wat hij vindt
heeft een eigen verhaal.
   
ACHTERUIT VOORUIT  
   
[Terug naar het Stadsjuttersarchief]